Home

De verhalen

Voor het project Groninger Borgen en Tuinen werkte Erfgoedpartners samen met De Verhalen van Groningen. Op 15 november 2016 werd er een tuinverhalencafé georganiseerd, waarbij veel verhalen van de bewoners zijn opgeschreven. Deze verhalen zijn ook te vind

Flora

Tineke Neyman is verhalenvertelster en trapt het verhalencafé af met een legende over Flora van het Slochterbos. Het standbeeld dat de Dikke Boom altijd vergezelde (totdat deze laatste omviel) was geen beeltenis van een godin, maar van de dochter van een vroegere borgheer. Het knappe en belezen meisje zocht de ware liefde, waarover ze in haar boeken had gelezen. Toen een jongeman zich aandiende en zijn liefde voor haar verklaarde, vroeg ze om bedenktijd. Want was dit de ware liefde? Ze aarzelde en aarzelde, totdat de jongen haar voor het blok stelde: hij wilde antwoord op zijn huwelijksaanzoek en als hij dat niet snel kreeg, zou hij weggaan en huursoldaat worden. Het meisje gaf haar antwoord niet, want ze wist het nog altijd niet zeker en bovendien: als het ware liefde was, zou hij toch wel terugkomen? Maar haar jongeman kwam niet meer terug en het meisje realiseerde zich: als je het eenmaal niet meer hebt, dan weet je pas wat het was. Ondanks vele andere aanzoeken bleef ze de rest van haar leven alleen. Haar standbeeld kijkt een beetje triest achterom, alsof ze nog altijd zoekt naar wat ze is verloren.


 


Geert Hommes (1960): “Als het koud was, deden we het standbeeld van Flora vaak een das om.”


 

"Het meisje gaf haar antwoord niet, want ze wist het nog altijd niet zeker en bovendien: als het ware liefde was, zou hij toch wel terugkomen?"

Borgboerderij

Gerhard Landman (1944): “Mijn vader had een loonbedrijf en hij werkte veel op de borgboerderij. Als jongen van een jaar of zestien hielp ik mee in het bedrijf en als we aan het werk waren op de Fraeylemaborg, luidde de klok om 12 uur. Dan moesten we pauzeren tot 2 uur, wanneer de klok weer luidde. In de tussentijd deed meneer zijn middagdutje.”
“De boer die hiernaast woonde (in het huidige restaurant), had koeien. Als loonbedrijf moesten wij van alles doen: maaien, balen persen, maar ook de stront weghalen. Dat mocht van meneer niet via de oprijlaan. En eigenlijk mocht het ook niet stinken!”


Els Janssens (1937) is de buurvrouw van de Fraeylemaborg. Ze heeft bovendien van 1980 tot 1998 gewerkt als gastvrouw op de borg. “En zelf ben ik geboren op de Omtadaborg op ‘t Zandt, die nu geen borg meer is.” Ze heeft vele verhalen over de borg, de bewoners en de tuin.
“Op zaterdag moesten we altijd het pad schoon hebben. Dat was de gewoonte in het dorp, ook omdat het pad naar de kerk aangeharkt moest zijn als mevrouw op zondag naar de kerk liep. Zij liep dan voorop en de rest van het dorp kwam er achteraan. Ik vond dat heel raar toen ik dat voor het eerst meemaakte.
Ik was niet zo goed bevriend met Jan en Soetje, die op de borgboerderij woonden. Het gebeurde veel te vaak dat ik op zaterdagochtend mijn pad net had geharkt en dat hun koeien dan verweid werden en over mijn pad trappelden. Ik kon weer opnieuw beginnen!”


 

"Het gebeurde veel te vaak dat ik op zaterdagochtend mijn pad net had geharkt en dat hun koeien dan verweid werden en over mijn pad trappelden. Ik kon weer opnieuw beginnen!"

Zendingsfeesten

De jaarlijkse zendingsfeesten vonden plaats met Hemelvaart en er kwam veel volk op af, soms tot wel 6000 man. Jeanne van der Hoop, de oudste dochter van borgheer Evert Jan Thomassen à Thuessink van Der Hoop Van Slochteren, vertelde in een gedenkboek: “Vader had een comité gemaakt met de dominee, de hoofdonderwijzer en verschillende boeren, ik dacht zo’n man of zes of zeven. En de evangelist zat erin.
Er waren vaste onderdelen. Er waren een paar tentjes waar je verversingen kon krijgen. Broodjes en thee en koffie en waarschijnlijk wel limonades. Wij hadden een eigen tentje waar de sprekers waren, daar zaten mijn ouders dus daar zat je als kind ook bij. En dan was er het muziekkorps van Slochteren en Schildwolde, dat was van gereformeerden en hervormden samen. Dacht ik hoor. Woudklank heette het. En het koor was meestal het koor van de Hervormde Kerk. En dan waren er altijd twee sprekers van buitenaf. Er is een keer een bisschop uit Hongarije geweest, daar heb ik later nog een keer gelogeerd.
De jeugd kwam er, het trok jongens en meisjes aan, want het was natuurlijk de hele Hemelvaartdag.”


De optredens vonden plaats achterin het bos. Landman: “De Dikke Boom was het centrale punt.” Wat de feesten met Zending te maken hadden, kunnen de aanwezigen zich niet precies herinneren. Hilda Mulder (1934): “Meneer was wel christelijk. Hij was lid van de CHU.”

"Wij hadden een eigen tentje waar de sprekers waren, daar zaten mijn ouders dus daar zat je als kind ook bij."

Toegankelijkheid

In de jaren dertig de borgheer in de krant zetten dat er entree geheven zou worden voor het Slochterbos. Aan het hek hing een collectebus, waar op stond: 'Van ieder die dit bosch bezoekt wordt een gave gevraagd voor nuttige en liefdadige doeleinden'. Fraeylemaborg-conservator Henny van Harten weet dat er vroeger redelijke opbrengsten gehaald werden van de entreeheffing. Maar de gasten herinneren zich een latere tijd: "Er zat meestal niets in, misschien een oude knoop."


In de jaren zeventig, nadat mevrouw was overleden, is korte tijd geprobeerd om entree te heffen voor het Slochterbos. Er waren jaarkaarten in omloop en een tijdje ook dagkaarten, maar erg lang heeft die periode niet geduurd. Tegenwoordig staat er nog altijd een bus bij de ingang van het park met de vraag om een vrijwillige bijdrage. De inhoud is wisselend, maar soms best aardig!


Hilda Mulder:“Je mocht helemaal niet zo vaak in het bos. Met Hemelvaart was het open en met Pinksteren. Achteraan, bij de Noordbroeksterweg, kon je wel onder het hek door.”
Els Janssens: “Het gedeelte wat nu de Engelse tuin is, daar mocht je helemaal niet in. Dat was voor de familie. Er stonden geen hekken, maar je wist dat je daar gewoon niet moest komen. Dat respect dwongen ze af. Het waren andere tijden.”



“Vroeger mocht je niet op het middenpad lopen. Over het middenpad had je vanaf de borg vrij uitzicht en iemand die over het middenpad liep en dat uitzicht belemmerde, dat was onmogelijk. Meneer stond vroeger met een verrekijker in een van de erkers te kijken naar de kerktorens van Schildwolde, Noordbroek en Slochteren.”




Landman: “In Slochteren stond de Landbouwschool naast de Huishoudschool. Dat was natuurlijk vragen om problemen! De jongens en meisjes mochten niet samen zijn, maar als je een uurtje vrij had, deed je het toch en dan ging je samen achterom het Bos in. Daar had je je eerste liefde en kreeg je je eerste smok, allemaal rondom de Dikke Boom. Daar was toch minder toezicht, omdat het zo ver van de borg was.”



Susanne Nieman (1955): “In het gezin van mijn moeder, die in 1922 werd geboren, was zij veruit de oudste. In de oorlog moest zij met de kleinere kinderen hout sprokkelen voor de kachel. Dan ging ze met de kinderwagen vanuit Froombosch naar het Slochterbos. Maar eerst moesten ze permissie vragen aan de oude mevrouw of ze wel in het bos mochten sprokkelen. En mevrouw, dat was nogal een dame! Maar ze keek even en zei dan: 'De kindertjes Dijkema? Ja, dat mag!'”

"Van ieder die dit bosch bezoekt wordt een gave gevraagd voor nuttige en liefdadige doeleinden."
Terug